Artikel | 1 juli 2020 | 5 minuten
Geen mooie woorden, maar concrete doelstellingen
De roep om ethisch ondernemerschap is groter dan ooit. Dit wordt versterkt door de coronacrisis en Black Lives Matter-protesten. Van KLM tot booking.com, tot de adverteerders rond het tv-programma Veronica Inside, steeds vaker en steeds luider worden bedrijven tot de orde geroepen om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen.
Dat roept de vraag op wat ‘ethisch ondernemen’ nu eigenlijk is. En vooral op basis van welke criteria dit beoordeeld kan worden. Die criteria zijn nou juist wat vaak ontbreekt aan de discussie. Daarmee stellen we organisaties bloot aan de grillen van de publieke opinie. De ene keer word je aangesproken op je footprint. Dan weer op het uitkeren van dividend, en daarmee op het interen op reserves die in crisistijd noodzakelijk blijken. De laatste weken juist op diversiteit en inclusiviteit. Maar als ondernemer of bestuurder wil je niet elke keer worden verrast en niet op steeds wisselende thema’s worden afgerekend. Je wil vooraf je strategie bepalen en verantwoorde keuzes maken tussen de soms tegengestelde belangen van alle verschillende betrokkenen.
Ethiek gaat in essentie om een kritische bezinning op de juistheid van het handelen van een individu of organisatie. Om vast te kunnen stellen of dat als goed of als fout gekwalificeerd moet worden, en om dat handelen te kunnen evalueren, is een set van criteria nodig. Met andere woorden: op basis van welke ethische normen toetsen we de handelingen van de organisatie? Het antwoord is niet eenvoudig: dé idealen van dé maatschappij bestaan immers niet. Niemand heeft de wijsheid in pacht om te bepalen wat wel ethisch is en wat niet. Bovendien veranderen inzichten met de jaren, en daarmee ook de ‘common opinion’ en de definitie van ethiek. Toch is het mogelijk om de discussie over ethisch ondernemen te concretiseren en de meetlat toe te passen op een zestal thema’s.
Ten eerste gaat het om het ethisch gehalte van het product of de dienst. In de kern is hierbij de vraag of het product of de dienst direct bijdraagt aan een maatschappelijk doel of het oplossen van een maatschappelijk probleem.
Het tweede thema draait om de mate van duurzaamheid van de organisatie. Is er bijvoorbeeld sprake van duurzame innovatie ? Investeert de organisatie in het minimaliseren van de eigen footprint?
De mate waarin de organisatie als een ‘goed werkgever’ optreedt, is het derde thema. Heeft het bedrijf bijvoorbeeld aandacht voor thema’s als diversiteit en inclusiviteit? Is er beleid dat gericht is op de werk-privé balans, en op de mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling?
Als vierde thema hanteren we de mate waarin de organisatie zich opstelt als verantwoordelijk ketenpartner. Dit betekent bijvoorbeeld het betalen van een eerlijke inkoopprijs en het afwijzen van kinderarbeid. Maar ook het compliant zijn met regelgeving omtrent corruptie, witwassen, export controls en mededinging.
De belastingmoraal van de organisatie is het vijfde thema. Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar de effectieve belastingdruk, en of de organisatie gevestigd is in bepaalde landen puur vanwege het fiscale klimaat.
Het zesde en laatste thema is de wijze waarop de winsten worden verdeeld, inclusief het omgaan met dividenduitkeringen. Ook de winstafhankelijke beloningen voor het topmanagement behoren hiertoe.
De volgorde van de thema’s is willekeurig, het een is niet belangrijker dan het ander. Binnen elk thema definiëren we meerdere criteria (kpi’s), waarvan niet alleen de absolute doelstelling, maar vooral de relatieve positie van organisaties onderling relevant is. Bovendien kijken we naar ontwikkelingen in de tijd: is er verbetering zichtbaar in de resultaten die geboekt worden op elk van de genoemde thema’s?
Op dit moment staat het thema diversiteit en inclusiviteit vol in de belangstelling, ook als onderdeel van goed werkgeverschap. Daarom zien we nu veel bedrijven publieke statements maken. Hun mooie woorden lijken lang niet altijd gestaafd te worden met concrete ‘bewijslast’. Maak je alleen een politiek correct statement, of doe je er als organisatie ook écht wat aan? Wat je als organisatie zou moeten doen is inzicht geven. In de concrete doelstellingen die je hebt geformuleerd. In de acties die je uitvoert om die doelen te realiseren. En in de resultaten die je daarmee boekt.
Dus, bijvoorbeeld: wat is als bedrijf je diversiteitsdoelstelling ten aanzien van de verhouding man-vrouw, religie, LGBTIQ, etniciteit en leeftijd in je personeelsbestand? Welke gegevens verzamel je daarover? En wat zijn de concrete uitkomsten nu, in vergelijking met een jaar eerder?
Op een vergelijkbare manier kun je het thema winstverdeling concreet maken. Wat is binnen het bedrijf het percentage winstafhankelijke beloning? Welk percentage van het personeelsbestand of (top)management krijgt een winstafhankelijke beloning? Hoeveel dividend is er uitgekeerd? En hoe verhoudt dit percentage zich tot de reserves van de onderneming? Ook hier geldt dat de ontwikkeling door de jaren heen minstens zo relevant is als het absolute getal. Het hoeft dus gelukkig niet bij publieke statements te blijven. Het concreet maken van ‘ethisch zakendoen’ is wel degelijk mogelijk. Door de thema’s integraal te benaderen en voor elk thema concrete criteria toe te passen, kunnen organisaties zich toetsen en vergelijken. Zo kun je als organisatie, ook in de toekomst, tijdig en transparant antwoorden op vragen uit de samenleving. Met meer dan mooie woorden alleen.
Yvonne Vlasman en Sandra Jumelet zijn beiden forensisch accountant en integriteitsadviseur bij Grant Thornton.